Bleekgele, aanvankelijk platte of ingedeukte, later ondiep trechtervormige hoed met onregelmatig golvende rand.
Aan de onderkant geen echte plaatjes maar gevorkte plooitjes in dezelfde kleur als de hoed. Sporen okergeel.
Steel wat breder aan de top en onderaan smaller toelopend.
Bij kneuzing kleurt de paddenstoel bloedrood tot roestrood.
Vlees bleekgeel, stevig.
Groeit. in tegenstelling tot de Hanenkam, op voedselrijke, kleiige bodem bij zomereik. De soort is in Nederland nog maar een paar keer gesignaleerd en ook in de rest van Europa zeldzaam.
Fam.: Cantharellaceae.
(Foto: Jacques Smout)