Grote witte, halfbolvormige, later uitgespreide hoed (Ø 10-15 cm), bij kneuzing geel verkleurend. Oppervlak fijnschubbig. Rand soms met velumresten, lang naar beneden gericht.
Lamellen dicht opeen, eerst roze, later bruin. Sporee bruin.
Steel tot 15 cm lang, wit, naar onder toe wat dikker. Met dikke, wat vlokkige, hangende ring. Steel onder de ring vlokkig of schubbig.
Vlees wit, ruikt aangenaam naar anijs. Bij doorsnijden niet verkleurend of ietsje roodachtig. Smaakt nootachtig.
Eetbaar, maar vanwege de zeldzaamheid niet plukken!
Groeit op strooisel van naald- of loofbomen. Zeldzaam. NRL: bedreigd.
Fam.: Agaricaceae.
Eetbaar |
Breedte (cm): 10-15 |
Hoogte (cm): 10-15 |