Consolevormige, golvende, wat bobbelig, geelbruine hoed (4-10 cm breed) met witte groeirand en glad tot enigszins viltig oppervlak.
Poriƫn fijn, bleekgrijs tot gelig, wat bruin verkleurend bij kneuzing. Sporen wit.
Bij de aanhechting tot 20 mm dik.Ruikt wat zurig
Groeit in rijen boven elkaar op dood hout van loofbomen, vooral wilgen en populieren (kan het hele jaar door gevonden worden). Zeer algemeen.
Fam.: Meruliaceae
(Foto: Jac Smout)
Niet eetbaar |
Breedte (cm): 4-10 |
Hoogte (cm): 1-2 |