Zeer kleine, grijswitte, radiair doorschijnend geplooide hoedjes (2-6 mm) met ietwat ingedeukt, grijs centrum en met fijne korreltjes langs de rand.
Lamellen wit, vrij, maar bij de aanhechting dicht op elkaar waardoor een soort van kraagje ontstaat. Sporen wit.
Steeltje 10-25 mm, doorschijnened wit, met aan de voet een klein schijfje, bedekt met fijne haartjes.
Groeit op elzenkatjes, in elzenbroekbossen. Vrij zeldzaam.
Fam.: Mycenaceae
Eetbaarheid: n.v.t.