Donkergrijsbruine tot zwarte, schotel- of komvormige hoed (Ø 3-6 cm), met glad oppervlak, de randen vaak aan twee zijden naar boven geklapt.
Onderzijde fijn viltig, soms wat grijs bepoederd.
Steel crèmewit met overlangse groeven.
Geur onopvallend of aromatisch, niet eetbaar.
Groeit op kalkhoudende bodem langs paden en lanen, vooral bij populier en fijnspar (mei - augustus). Matig algemeen. NRL: kwetsbaar.
Fam.: Helvellaceae
(Foto: Jac Smout)
Niet eetbaar |
Breedte (cm): 3-6 |
Hoogte (cm): 4-8 |