Wit- tot blauwgrijze, waaiervormige hoed (1-5 cm breed) bedekt met blauwe, borstelige haartjes.
Aan de onderkant grijswitte tot blauwachtige buisjes met enigszins hoekige of onregelmatige poriën, bij kneuzing blauw wordend. Sporen blauwachtig wit.
Vlees wit. Ruikt zurig.
Groeit op dood hout van naaldbomen (juni - december). Zeer algemeen.
Fam.: Fomitopsidaceae.
Niet eetbaar |
Breedte (cm): 1-8 |
Hoogte (cm): 1-2 |