Eerst beker-, later schotelvormig, onregelmatig golvend, olijfbruin tot roodpaarsbruin vruchtlichaam (Ø 3-15 cm), met glad oppervlak. Aan de buitenzijde wat ruw tot fijn korrelig, vooral aan de rand, bleker dan de bovenzijde, vleeskleurig bruin.
Zonder steel, centraal aan het substraat gehecht. Sporen wit.
Vlees broos, bruinig. Geur onopvallend.
Groeit meestal op strooisel in dennenbossen (mei - juli). Zeldzaam. NRL: gevoelig
Fam.: Pezizaceae
(Foto: Ger Bogaers).
Niet eetbaar |
Breedte (cm): 3-15 |
Hoogte (cm): 1-5 |