Aanvankelijk bleekgeel, later honingbruin, kom-, tot schotelvormig vruchtlichaam Ø (2-6 cm) met gekartelde rand.
Buitenzijde korrelig, binnenin kleibruin, glad.
Zonder steel of met een zeer korte steel.
Groeit op rottend en uiteenvallend hout, ook wel op mest (april - november). Vrij zeldzaam in Nederland.
Fam. Pezizaceae.
Eetbaarheid: n.v.t.