Aanvankelijke kegelvormige, later gebolde tot uitgespreide, witte hoed (Ø 2-5 cm), met zwakke bult (umbo) en fijne witte, gelige of roodbruine schubjes, in het centrum beige tot okergeel.
Lamellen dicht bijeen, wit, vrij. Sporen crèmeroze.
Steel vrij slank met verdikte voet, hol, glad boven de ring, onder de ring vlokkig en ietwat bruinig.
Ruikt kruidig, een beetje knoflookachtig.
Groeit op humusrijke bodem en op plantenresten. Kan het hele jaar door gevonden worden. In Nederland zeldzaam.
Fam.: Agaricaceae.
(Foto: Ger Bogaers)
Niet eetbaar |