Grijsbruine tot zwartbruine beker- of schotelvormige hoed (Ø 1-4 cm), aan de binnenzijde glad.Bij oudere exemplaren is de rand vaak gespleten.
Aan de onderzijde bleker en wollig. Sporen kleurloos.
Steel kort, crèmewit met overlangse plooien die eindigen bij de hoed, wortelend, fijnwollig behaard.
Groeit vaaik in groepjes, op kalkhoudende bodem, meestal in naaldbossen, vooral bij dennen en fijnsparren (april - juni). Vrij zeldzaam in Nederland (NRL: kwetsbaar).
Fam.; Helvellaceae
(Foto: Ger Bogaers)
Niet eetbaar |
Breedte (cm): 1-3 |
Hoogte (cm): 2-5 |