PDFPrintE-mailadres
 

Zwartsnedehertenzwam

Pluteus atromarginatus
 
 
 
 

Aanvankelijk kegelvormige of gebolde, later uitgespreide, grijsbruine hoed (Ø 4-8 cm), met stompe umbo. Oppervlak wat vezelig tot fijnschubbig.
Lamellen vrij, buikig, wittig, later rozig, sneden later donker olijfbruin. (Sporen vuilroze)
Steel met overlangse grijsbruine vezels op wittige ondergrond, aan de basis eniszins verdikt.
Vlees wit, ruikt zwak naar paddenstoelen, smaakt mild. Eetbaar, maar nogal smaakloos en gezien de zeldzaamheid.
Groeit vooral in naaldbossen op stammen en stronken van dennen en lorken, maar ook wel op die van loofbomen (augustus - november). Vrij zeldzaam.
Fam.: Pluteaceae
Foto's: Jac Smout

eetbaarEetbaarnota bene
Breedte (cm): 4-8
Hoogte (cm): 4-8