Onregelmatig, zadelvormig gelobde of gekroesde, donkergrijze tot bruinzwarte hoed (Ø 2-5), waarvan de rand gedeeltelijk met de steel vergroeid is.
Sporen wit.
Steel lichter dan de hoed, met duidelijke overlangse groeven of plooien.
Vlees broos, ruikt bij jonge exemplaren aangenaam kruidig.
Groeit in loof- en gemengde bossen, op bermen en op grasland (mei - oktober). Algemeen.
Fam.: Helvellaceae
Eetbaar |
Breedte (cm): 2-5 |
Hoogte (cm): 2-10 |