Wit, eerst plat, later trechtervormig hoedje (Ø 1-4 cm), met lang ingerold blijvende rand, bij vochtig weer wat gestreept.
Lamellen wit, vrij ver uiteen, vaak gevorkt, langs de steel aflopend. Sporen wit.
Steel wit, kort, smal toelopend, soms wat excentrisch geplaatst, berijpt, aan de voet fijn wollig.
Vlees wit, geur zwak, aangenaam.
Groeit op moerassige, zure bodem, op graslanden, in natte bossen (juni - november). In Nederland zeldzaam (NRL: ernstig bedreigd).
Fam.: Tricholomatacea.
(Foto: Ger Bogaers)
 Niet eetbaar |
