Crèmewitte tot bleekgele, gebolde, gladde hoed (Ø 3-10 cm) met gelig of bruinige vlekken en ingerolde rand.
Lamellen wit, dicht bijeen, vlak tot bochtig aangehecht. Sporen wittig.
Steel gekleurd als de hoed, recht, met lengtevezels.
Ruikt vrij sterk, melig of naar vers gemaaid gras. Smaakt wat melig.
Groeit op kalkhoudende, voedselrijke bodem, langs paden, lanen en wegen (april - juni). Algemeen.
Fam.: Lyophyllaceae (voorheen: Tricholomataceae)
Eetbaar |
Breedte (cm): 3-10 |
Hoogte (cm): 5-11 |