Kleine, aanvankelijk roodbruine, later matzwarte, kussenvormige, met elkaar vergroeide vruchtlichamen (Ø5-20 mm) met onregelmatig, bobbelig tot wrattig oppervlak.
Sporen zwart.
Groeit op dode takken van loofbomen, vooral berken en essen. Kan het hele jaar door gevonden worden. Zeer algemeen.
Fam.: Xylariaceae.
Niet eetbaar |
Breedte (mm): 5-20 |
Hoogte (mm): 5-10 |