Kegel- of klokvormig, honingbruin hoedje (Ø 1-3 cm), doorschijnend gestreept aan de rand. Oppervlak heel fijn behaard (loep). Hygrofaan.
Lamellen smal aangehecht, bleek geelbruin, later roestbruin, met blekere, ietwat ruwe snede. Sporen roestbruin.
Steel lang en dun, geelbruin, donzig behaard over de hele lengte.
Zonder opvallende geur of smaak.
Groeit op humusrijke bodem, op graslanden, loofbossen en parken (juli - november). Algemeen.
Fam.: Bolbitiaceae.
Niet eetbaar |
Breedte (cm): 2-4 |
Hoogte (cm): 4-10 |