Beigebruin tot bleekolijfbruin, enigszins radiair gestreept hoedje (Ø 1-3 cm), later verblekend met roestbruine vlekken. Bij beschadiging oranjerood melksap afscheidend.
Plaatjes witachtig, al gauw met roestbruine vlekken, met een bochtje aangehecht. Sporen wit.
Steel roodoranje tot geelbruin, onderaan bezet met haartjes.
Ruikt en smaakt radijsachtig.
Groeit op kalkrijke bodem in groepjes, op dood hout van loofbomen, vooral beuken (september - november). Zelzaam in Nederland en België. NRL: gevoelig
Fam.: Mycenaceae
(2e foto: Jac Smout)
Niet eetbaar |