Knotsvormig wit tot crèmekleurig, later grijsbruin vruchtlichaam, bovenop iets puntig, bezet met losses, kegelvormige stekeltjes, die afvallen en een netvormig patroon achterlaten.
Steel en hoed vormen een geheel.
Bij rijping wordt de buitenwand steeds dunner en zal uiteindelijk bij de top opengaan. Door druk van buitenaf worden de sporen daardoor naar buiten geblazen.
Sporen olijfbruin. De sporen van buikzwammen zijn giftig en kunnen oogontstekingen veroorzaken.
Jonge exemplaren ruiken aangenaam kruidig. Eetbaar zolang het vlees nog wit is.
Groeit in weilanden, loof- en naaldbossen (juli - november). Zeer algemeen.
Fam.: Agaricaceae.
Eetbaar |