Klein, gebold tot uitgespreid, donkerbruin, glanzend hoedje (Ø 5-20 mm) met enigszins kleverig oppervlak en radiair gestreept, soms met velumresten aan de rand.
Lamellen vrij ver uiteen, breed aangehecht tot aflopend, beigebruin tot vlekkerig zwartbruin. Sporen paarszwart.
Steel, enigszins vezelig, zonder ring, gekleurd als de hoed, later donkerder.
Groeit op zure, zandige, schrale bodem tussen lage mossen (kan het hele jaar door gevonden worden). Algemeen.
Fam.: Stropariaceae.
Niet eetbaar |
Breedte (cm): 0,5-2 |
Hoogte (cm): 1-3 |