Crèmekleurige, kegelvormige tot uitgespreide hoed (Ø 3-15 cm) met aanliggende bruine schubjes in het centrum en scherpe rand.
Lamellen aanvankelijk wittig, later vleeskleurig, vrij dicht opeen, vrij, met gladde, wat blekere snede. Sporen grijsroze.
Steel wittig, overlangs vezelig, vaak wat ruw bruinig onderaan.
Vlees wittig, dun, ruikt ietwat radijsachtig, smaakt mild.
Groeit op rottend dood hout, houtsnippers of zaagsel van loofbomen, vooral berk (mei - oktober). Matig algemeen (NRL: bedreigd)
Fam. Plutaceae
(Foto's: Bart Horvers)
Eetbaar |