Oker- tot donkergrijsbruine, platte of ingedeukte hoed (Ø 2-8 cm), vaak met golvende rand, oppervlak bezet met heel fijne haartjes.
Poriën fijn, iets hoekig, witachtig tot crèmekleurig. Sporen wit.
Steel geel- tot grijsbruin, vlokkig.
Vlees taai. Geur onopvallend.
Groeit op rottend hout van loofbomen, zelden op dat van naaldbomen (oktober - maart). Zeer algemeen.
Fam.: Polyporaceae.
Niet eetbaar |
Breedte (cm): 3-8 |
Hoogte (cm): 1-4 |