Gebolde tot platte, in het midden verdiepte, grijsgele hoed (Ø 2-6 cm) met donkerder centrum en doorschijnend gestreepte rand.
Plaatjes beigewit, breed aangehecht tot wat aflopend langs de steel. Sporen crèmewit.
Steel gekleurd als de hoed, onderaan vaak wat donkerder, enigszins overlangs vezelig, soms naar beneden toe smal toelopend.
Groeit in groepen op allerlei strooisel in loof- en naaldbossen (oktober - december). Zeer algemeen.
Fam.: Trycholomataceae.
Niet eetbaar |
Breedte (cm): 2-6 |
Hoogte (cm): 5-9 |