Witviltige, onregelmatig golvende hoed (Ø 1-2 cm), vaak met andere hoeden vergroeid, in het centrum bleek geeloranje.
Aan de onderzijde bedekt met onregelmatige, labirintachtige poriën of tandjes. Sporen wit.
Steel bleek geeloranje, naar beneden smal toelopend.
Ruikt enigszins (onaangenaam) zoetig.
Groeit in groepjes, op kalkrijke bodem, in loof- en naaldbossen (augustus - oktober). Zeer zeldzaam in Nederland. NRL: Ernstig bedreigd.
Fam.: Hydnaceae.
Niet eetbaar |
Breedte (cm): 1-2 |
Hoogte (cm):1-3 |