Afstaande, grijswitte tot vleeskleurige, waaiervormige, zachtviltige hoed (tot 4 cm) met witte groeirand.
Onderzijde vleeskleurig tot oranje, doolhofachtig gerimpeld. Sporen witachtig.
Zeer elastisch, rubberachtig vlees.
Groeit dakpansgewijs op stronken en dode takken van loofbomen, vooral beuk, berk, en eik (september - december). Zeer algemeen.
Fam.: Meruliaceae
(2e foto: Ger Bogaers)
Niet eetbaar |
Breedte (cm): 2-6 |
Hoogte (cm): 2-6 |