Schelpvormig, 4-10 mm breed hoedje, eerste wittig en viltig, later meer okerbruin tot oker oranje, met scherpe rand.
Lamellen eerst wittig, later okerkleurig met roze tinten, en wit bewimperde snede, smal aangehecht. Sporen grijsgeel.
Zonder steeltje.
Groeit, vaak dakpansgewijs op dood hout van loofbomen. In Nederland brij zeldzaam.
Fam.: Inocybaceae.
Oorzwammetjes kunnen alleen met microscopisch onderzoek met zekerheid worden gedetermineerd.
N.v.t. |
Breedte (mm): 4-10 |
Hoogte (cm): 2-5 |