Donkerroze tot wijnrode, gebolde, later kussenvormige, enigszins viltachtige hoed (2-5 cm).
Buisjes breed aangehecht, met lichtgele tot olijfgele poriƫn, bij kneuzig blauw verkleurend. Sporen olijfbruin.
Steel donkergeel met rozerode overlangse vezels, recht tot enigszins buikig.
Vlees geelachtig, blauw verkleurend aan de lucht, smaakt zurig.
Groeit langs paden en lanen, bij loofbomen, vooral beuk en eik. Vrij algemeen (juni - oktober). Algemeen.
Fam.: Boletaceae.
Eetbaar |
Breedte (cm): 2-7 |
Hoogte (cm): 3-8 |