Vleeskleurige tot oranjebruine, enigszins radiair rimpelende, platte tot ingedeukte hoed (Ø 2-5 cm) zonder kleurenzonering, soms met bult (umbo), enigszins kleverig bij vochtig weer.
Plaatjes bleek geelbruin tot vleeskleuring, aangehecht tot kort aflopend. Bij beschadiging wordt wit melksap afgescheiden, dat in korte tijd (10 sec.) naar okergeel verkleurt (op een witte zakdoek). Sporen witachig.
Steel gekleurd als de hoed, later hol.
Geur en smaak onopvallend
Groeit op zure of neutrale zandige bodem en veengronden, zowel in loofbossen (berk, beuk, wilg, eik) als naaldbossen (spar) (juni - november). Zeer algemeen.
Fam.: Russulaceae, geslacht: Lactarius (melkzwam).
Eetbaar |
Breedte (cm): 1-5 |
Hoogte (cm): 2-7 |