Grijsbruine tot olijfbruine, gebolde tot platte hoed (Ø 4-12 cm), met fluwelig oppervlak.
Buisjes bleekgrijs, later grijsbruin, wat groenig verkleurend bij kneuzing. Sporen roodbruin.
Steel recht tot buikig, gekleurd als de hoed, bleker aan de basis.
Vlees wittig tot gelig, blauwgroenig verkleurend bij beschadiging. Smaakt onaangenaam zurig.
Groeit op zure bodem in naaldbossen (juni - oktober). Niet in Nederland. Zeldzaam in Wallonië.
Fam.: Strobilomycetaceae
(Foto: Jac Smout)
Niet eetbaar |
Breedte (cm): 4-12 |
Hoogte (cm): 4-15 |