Hoed eerst eivormig, later kegelvormig tot uitgespreid (Ø 7-15 mm) geelachtig bruin, met radiaire plooitjes
Plaatjes vliezig, tamelijk ver uiteen, vrij. Sporen zwart.
Steel dun, wittig of gelig of lichtbruin, breekbaar.
Groeit in het gras en op mest, in bermen (mei - oktober). Matig algemeen.
Plooirokjes kunnen alleen microscopisch met zekerheid worden gedetermineerd.
Fam.: Psathyrellaceae.
Niet eetbaar |
Breedte (cm): 1-2 |
Hoogte (cm): 3-8 |