Gewelfde tot uitgespreide hoed (Ø 4-14 cm), van geeloranje tot rozerood, met fijnvezelig oppervlak.
Poriën klein, rond of wat hoekig, gelig oranje tot helderrood, bij druk of beschadiging blauw kleurend. Sporen olijfbruin.
Steel recht met smallere voet, geel aan de top, verder bezet met donkerrode puntjes, tot paarsig of zwartig bij de voet.
Vlees blauwkleurend bij blootstelling aan de lucht. Zonder opvallende geur, smaakt mild.
Groeit op rijke, kleiige bodem bij loofbomen (vooral beuk, eik en linde), langs paden en in weilanden (juli - oktober). Vrij algemeen. Rode lijst: kwetsbaar.
Fam.: Morchellaceae.
Eetbaar |
Breedte (cm): 4-14 |
Hoogte (cm): 4-9 |