Knots- of vingervormig, zwart of donkergrijs, onvertakt vruchtlichaam (Ø 1-2 cm) met onregelmatig, knobbelig oppervlak, bij rijpheid met putjes.
In het voorjaar kan het oppervlak bedekt zijn met een grijsbruine laag sporen. Binnenin wit.
Groeit alleen of in groepjes op dode stronken van loofbomen, vooral beuken en eiken. Kan het hele jaar door gevonden worden. Zeer algemeen.
Wordt ook Dodemansvinger genoemd.
Fam.: Xylariaceae.
Niet eetbaar |
Breedte (cm): 1-2 |
Hoogte (cm): 4-10 |