Gewelfde, later afgeplatte tot ingedeukte, grijsachtige tot grijsbruine, vaag gezoneerde hoed (Ø 3-7 cm), bij vochtig weer wat kleverig.
Lamellen recht aangehecht, soms ietwat aflopend, aanvankelijk wittig, later crèmekleurig, dicht opeen. Melksap wit, langzaam gelig-groenig verkleurend. Smaakt scherp. Sporen wit.
Steel recht, glad tot enigszins vezelig, crèmekleurig tot okergrijs.
Vlees wit, ruikt aangenaam kruidig of fruitig.
Groeit op vochtige bodem bij haagbeuk (juni - oktober). Vrij algemeen.
Fam.: Russulaceae.
(Foto: Jac Smout).
Niet eetbaar |