Donkergrijs tot asgrijs, aan de rand doorschijnend gestreept, klokvormig hoedje (Ø 5-15 mm), met lichtere rand en enigszins afgeplat bovenop. Hygrofaan.
Lamellen wittig tot bleekgrijs, vrij ver uiteen, aflopend. Sporen wit.
Steel dun en lang, vaak zeer fijn bepoederd, bleekgrijsbruin.
Ruikt melig.
Groeit op strooisel van naald- en loofbomen (oktober - december). Algemeen.
Fam.; Mycenaceae.
Niet eetbaar |
Breedte (cm): 1-1,5 cm |
Hoogte (cm): 2-8 |