Van geelachtig bruin tot donkerbruin gezoneerde, consolevormige hoed (3-10 cm breed), meestal met golvende, gelobde rand, zonder zwarte zones, met witte, vaak verdikte groeirand en fluwelig oppervlak.
Buisjes wit tot crèmekleurig (Ø 3-4 mm). Sporen wit.
Vlees taai, ruikt enigzins zurig.
Groeit dakpansgewijs op dood hout van loofbomen, vooral berken en beuken en kan het hele jaar door gevonden worden. Vrij algemeen.
Fam.: Plyporaceae.
Niet eetbaar |
Breedte (cm): 3-8 |
Hoogte (cm): 0,5-2 |