Klein beigebruin, gebold, wat waaiervormig hoedje (Ø 5-20 mm), met fijnviltig oppervlak.
Lamellen buikig, smal aangehecht, beige, met blekere, vlokkige snede. Sporen bruin.
Steeltje gekleurd als de hoed, kort, zijdelings of excentrische geplaats met een bochtje, bepoederd.
Zonder opvallende geur.
Groeit op dood hout van loofbomen (juni - oktober). Algemeen.
Fam.: Inocybaceae.
Niet eetbaar |
Breedte (cm): 0,5-2 |
Hoogte (cm): 0,5-2 |