Donkerbruine, kegelvormige tot uitgespreide hoed (Ø 15-35 mm), met duidelijke umbo, bezet met wittige vezels.
Lamellen grijsbeige, later roestbruin, bochtig aangehecht, aanvankelijk met wittige snede. Sporee roestbruin.
Steel wit vezelig op donkerbruine ondergrond, vaak in 1 tot 3 wittige gordels, soms met een zwakke lilakleurige tint.
Zonder opvallende geur of smaak.
Groeit meestal in groepjes op vochtige bodem bij Elzen (augustus - oktober). Vrij zeldzaam.
Fam.: Cortinariaceae.
Niet eetbaar |
Breedte (mm): 15-35 |
Hoogte (cm): 5-8 |