Witgrijze of ietwat gelige, gebolde hoed met vlokkige vlekken en gefranjerde rand van velumresten.
Plaatjes fijn en vrij dicht bijeen, nauwelijks gevorkt, wit. Sporen wit.
Steel wit met dikke knolvormige basis zonder beurs.
Groeit op kalkrijke bodem, bij loofbomen (vooral eiken en beuken), langs paden (juli - oktober). Warmteminnend. Vrij zeldzaam in Nederland.
Kan verward worden met de giftige gele knolamaniet.
Fam.: Agaricaceae
(Foto's: Ger Bogaers, Jac Smout)
Eetbaar |
Breedte (cm): 5-25 |
Hoogte (cm): 8-15 |