Beigebruine tot tot bleek grijsbruine, fluwelig behaarde, consolevormige of waaitervormige, gezoneerde hoed (2-8 cm breed).
Onderzijde wit tot crèmekleurig, plaatjesachtig of labyrintachtig geplooid. Sporen wit.
Groeit op dood hout van loofbomen, vooral eiken, berken en beuken. Kan het hele jaar door gevonden worden. Algemeen.
Fam.: Polyporaceae.
Niet eetbaar |
Breedte (cm): 2-8 |
Hoogte (cm): 1-4 |