Kleine kegelvormige tot gebolde, radiair doorschijnend gestreept hoedje (Ø 5-20 mm), bruin met wat rozige tint, bij opdroging verblekend.
Lamellen vrij ver uiteen, buikig aangehecht, eerst wittig, later bruin. Sporen paarsbruin.
Steel wittig, fragiel.
Geur onopvallend.
Groeit meestal in groepjes op verrot hout van loofbomen (juli - november). Vrij algemeen.
Fam.: Psathyrellaceae
(Foto: Jac. Smout).
Niet eetbaar |
Breedte (cm): 0,5-2 |
Hoogte (cm): 1-3 |