Korstvormig, beigeoranje tot oudroze vruchtlichaam (Ø 1-5 cm), met glad of zeer fijnviltig (loep), wat bobbelig oppervlak, en fijnwollige, wittige rand.
Vaak tot grotere plakken vergroeiend, ca. 1 mm dik.
Groeit op dode takken en stammen van loofbomen (kan het hele jaar door gevonden worden). Zeer algemeen.
Fam.: Physalacriaceae.
Foto: Ger Bogaers.
Niet eerbaar.