Donkerbruin, komvormig, govend, aan de rand naar binnen gekruld vruchtlichaam, 3-6 cm hoog.
Binnenzijde soms met een paarsachtige tint, glad of enigszins gerimpeld, buitenzijde mat, wat lichter van kleur en ruwer. Sporen kleurloos.
Zonder steel of met kort stompje.
Onopvallende van geur.
Groeit, vaak in groepen, op zandige bodem, langs paden en wegen, in loof- en naaldbossen (augustus-oktober). Algemeen.
Fam.: Pyronemataceae.
Niet eetbaar |
Breedte (cm): 3-8 |
Hoogte (cm): 3-6 |