Kegelvormige tot gespreide, gladde of radiare geriggelde hoed (Ø 2-5 cm) met gekartelde rand. Hoed bleek grijsbruin met olijfgroene tint
Plaatjes smal aangehecht, witgrijs tot bleek roze, met enigszins gekartelde snede. Sporen wit.
Steel grijs, witdonzig aan de voet.
Ruikt melig of iets radijsachtig.
Groeit in bundels op takken en stronken van dood loofhout (mei - november). Zeer algemeen.
Fam.: Mycenaceae.
(Foto: © Marij)
Niet eetbaar |
Breedte (cm): 2-5 |
Hoogte (cm): 4-8 |