Gladde bruinpaarse tot bleekpaarse, glanzende, gebolde tot platte hoed (Ø 3-15 cm) met ingerolde, later golvende rand.
Sporenplaatjes bleeklilapaars, later geliger, enigszins bochtig aangehecht, gemakkelijk van de hoed te verwijderen. Sporen vleeskleurig.
Steel vlezig, lichtpaars met witzilveren lengtetekening, verdikt aan de voet.
Vlees wit of gemarmerd bleekpaars. Ruikt enigszins aangenaam zoetig.
Groeit op rottende bladeren en takken, tussen het gras in loof- en naaldbossen (april - mei, september - december). Algemeen.
Ook 'Grote paarse ridderzwam' of 'Paarse schijnridder' genoemd.
Fam.: Tricholomataceae.
Eetbaar alleen gekookt, rauw giftig!
Eetbaar, mits gekookt |
Breedte (cm): 3-15 |
Hoogte (cm): 5-11 |