Oranjegele, gewelfde tot uitgespreide hoed (Ø 1-4 cm), bezet met viltige, aanliggende schubjes.
Lamellen smal aangehecht, aanvankelijk crèmekleurig, later geelbruin.Sporen bruin.
Steel gekleurd als de hoed, met vage vezelige ringzone, onderaan met aanliggende vezels, aan de basis vaak knolvormig verdikt.
Geur onopvallend, smaakt zeer bitter.
Groeit meestal alleenstaand, op dood hout van loofbomen (juli - november). Vrij algemeen.
Fam.: Strophinariaceae
(Foto's: Jac Smout)
Niet eetbaar |
Breedte (cm): 1-4 |
Hoogte (cm): 1-4 |