Okerkleurige tot grijsbruine, enigszins gezoneerde, fijnviltige, consolevormige hoed (3-7 cm breed), met wittige groeirand.
Aan de onderzijde van de hoedjes asgrijze, naar beneden op het substraat meer okerbruine, korte buisjes met fijne poriën, die bij druk zwart kleuren.
Vlees crèmekleurig tot lichtgeelbruin, gummieachtig taai. Geur wat zurig.
Groeit op stronken en stammen van loofbomen, vooal beuken en kan het hele jaar door gevonden worden. Zeer algemeen.
Fam.: Meruliaceae.
Niet eetbaar |
Breedte (cm): 2-5 |
Hoogte (cm): |