Grijsbruine, eerst gewelfde, later platte hoed, met grijze, platte plakjes velumresten, die door de regen kunnen wegspoelen.
Plaatjes wit, buikig, vrij dicht opeen, met vlokkige snede. Sporee wit.
Steel wit, later grijsachtig, met hooggeplaatste, vliezige, aan de bovenzijde gegroefde ring en uivormige, verdikte basis en met wrattige gordels. Onder de ring is de steel fijn geschubd.
Vlees grijsachtig. Ruikt een beetje naar koolraap.
Groeit vooral op zandige bodem, bij loof- en naaldbomen (juli - november). Algemeen.
Ook Grauwe knolzwam genoemd.
Fam.: Agaricaceae.
Giftig! |
Breedte (cm): 5-14 |
Hoogte (cm): 5-14 |