Klein, wittig, kom- tot schelpvormig vruchtlichaam (Ø 5-15 mm), met fijnvezelig oppervlak, aan de onderzijde glad tot aderig, rimpelig.
Zonder steel aan de onderzijde van mossentakjes.
Groeit solitair of in groepjes op allerlei soorten mossen (september - april). Algemeen.
Fam.: Tricholomataceae
Eetbaarheid: n.v.t.