Console- of waaiervormige, donkerroestbruine, gezoneerde, vezelig behaarde, wat bobbelige hoed (3-10 cm breed) met wittige groeirand.
Aan de onderzijde grillige, doolhofachtige, plaatjesachtige buisjes, grijsachtig tot okerkleurig, bij druk bruin verkleurend. Sporen wit.
Het vruchtlichaam kleurt zwart met KOH.
Groeit op zonnige plaatsen op hout van loof- of naaldbomen (kan het hele jaar door gevonden worden). Matig algemeen. NRL: kwetsbaar.
Fam.: Gloeophyllaceae.
Niet eetbaar |
Breedte (cm): 3-10 |
Hoogte (cm): 0,5-1 |