Dun, olijfgeel tot bruingeel, korstvormig vruchtlichaam, met glad of ietwat fijnviltig oppervlak, aan de rand vaak wat fijnvezelig maar zonder strengen.
Niet als een velletje van het substraat af te trekken. Sporen bruingeel.
Groeit op afgevallen takken en stronken van naaldbomen. Kan het hele jaar door gevonden worden maar vooral september - januari.
Fam.: Coniohoraceae.
(Foto: Ger Bogaers)
Eetbaarheid: n.v.t.