Klein, trechtevormig, fel oranje vruchtlichaam (Ø 3-5 mm), bovenaan zachtvezelig wollig of fluwelig, soms wat gezoneerd, onregematig golvend, naar onder toe steelachtig versmallend.
Steel leerachtig, wittig behaard. Vaak vergroeiend tot rozetachtige bundels.
Sporen wit.
Vlees okergelig, taai kurkachtig, ruikt onaangenaam zurig.
Groeit in groepen op de bodem op strooisel van loofbomen (september - november). In Nederland niet meer waargenomen sinds 1987 (NRL: verdwenen).
Fam.: Rickenellaceae
Foto: Ger Bogaers)